LABETALOLLaatste bijwerking : 2022.06.17 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal, parenteraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | check II | (ja) II | (ja) II | check II | (ja) II | |
geen info | geen info | geen info |
Geen specifieke humane informatie beschikbaar. De codes zijn gebaseerd op het specifieke karakter van labetalol (bèta- én alfablokkade).
Er zijn geen of beperkte gegevens over de effecten van labetalol op de vruchtbaarheid [SKP Trandate 07 2017]. Er werd tot nog toe geen invloed op de vruchtbaarheid gemeld [NVDR].
Labetalol gaat door de placenta-barrière en bereikt in de navelstreng 40 – 80% van de piekconcentratie bij de moeder [Briggs]. Gegevens van 29 pasgeborenen die gedurende het eerste trimester aan labetalol werden blootgesteld, wijzen op meer afwijkingen (4 gevallen tegen 1 verwacht). Geen enkele afwijking werd vastgesteld in 6 verschillende type-afwijkingen waarvoor gegevens beschikbaar zijn cardiovasculaire defecten, gespleten verhemelte, open rug, polydactylie, verkorte ledematen en hypospadie. Het aantal gedocumenteerde gevallen is echter te klein om een associatie te suggereren (Michigan Medicaid study) [Briggs]. Groeivertraging en gewichtreductie werden met het gebruik van bètablokkers geassocieerd (zie "Klasse-tekst"), maar traden niet of milder op met labetalol [Briggs].
LAREB en LECRAT beschouwen labetalol als de betablokker waarmee meest ervaring bestaat tijdens zwangerschap en die bij voorkeur wordt gebruikt [LAREB 06 2022] [LECRAT 06 2022]. Het aantal bestudeerde casussen wordt niet vermeld.
Labetalol heeft naast bètablokkerende werking ook een alfablokkerend effect (mogelijke vasodilatatie).
De aanbevelingen van LAREB en LECRAT worden versterkt door de bevindingen van Tita et al. (2022) in een open, gerandomiseerd, multicentrisch onderzoek. Zwangere patiënten met milde hypertensie (n=2408) werden verdeeld in twee onderzoeksgroepen: een controlegroep (n=1200) en een behandelde groep (n= 1208). 745 patiënten kregen een behandeling met labetalol. Het risico op preëclampsie was lager in de behandelde groep. Vroeggeboorten (< 37 weken) en laag geboortegewicht (< 2500 g) kwamen significant minder voor in de behandelde groep [NVDR].
Dierexperimenteel:Dieronderzoek heeft geen teratogeniciteit aangetoond. Er werd echter wel toxiciteit voor de embryonale-foetale ontwikkeling waargenomen [SKP Trandate 07 2017].
Tweede trimester:Groeivertraging met bètablokkers was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart (zie "Klasse-tekst").
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Bij foetus en neonaat kunnen bradycardie, hypotensie, hypothermie, ademhalingsdepressie en hypoglykemie optreden. Deze symptomen kunnen echter ook veroorzaakt worden door pre–eclampsie. Soms treden deze symptomen pas twee dagen na de geboorte op [Farmacotherapeutisch kompas, labetalol, 06 2022]. Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs].
In twee studies met 10 en 31 patiënten werd spontane arbeid gerapporteerd bij respectievelijk 4 en 3 patiënten. Het is niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre labetalol hier specifiek voor verantwoordelijk is [Briggs].
Er wordt melding gemaakt van gebruik van labetalol (n=6748) in de perinatale periode, waarbij de therapie geassocieerd werd met neonatale hypoglycemie en bradycardie [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Zie derde trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Er is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de post-natale periode (zie “Klasse-tekst”). Van 10 kinderen beschikken we over de opvolgingsgegevens gedurende hun eerste 6 levensmaanden. Alle kinderen groeiden en ontwikkelden zich normaal [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L2
Labetalol wordt in kleine hoeveelheden uitgescheiden in de moedermelk (ongeveer 0,004 – 0,07 % van de maternale dosis). Tot dusver zijn er geen bijwerkingen gemeld [SKP Trandate 07 2017] [Briggs] [Hale]. Er bestaat een risico op bèta-blokkade met bradycardie, tachypnea en hypotensie (zie "Klasse-tekst"). Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
check III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Erectiele dysfunctie wordt vaak gemeld.
Erectiele dysfunctie wordt gemeld bij meer dan 1 op 100 patiënten [SKP Trandate 07 2017].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
[Lecrat] : CRAT - Centre de référence sur les agents tératogènes chez la femme enceinte (lecrat.fr) https://www.lecrat.fr
Tita AT, et al. Treatment for Mild Chronic Hypertension during Pregnancy. NEJM: Published on April 2, 2022, at NEJM.org. DOI: 10.1056/NEJMoa2201295
Volgens LAREB en LECRAT, verdienen labetalol en metoprolol de voorkeur indien tijdens zwangerschap een betablokker moet worden aangewend. Er zijn geen aanwijzingen voor een hoger risico op aangeboren afwijkingen met bètablokkers [LAREB 06 2022][LECRAT 06 2022].
Er worden meer dan 300 gevallen gerapporteerd met bisoprolol (cardioselectief) tijdens het eerste trimester zonder verhoogde incidentie van afwijkingen. Zie ook de specifieke monografie [NVDR].
Groeivertraging en gewichtreductie werden met het gebruik van bètablokkers geassocieerd. Groeivertraging was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart. Wanneer enkel in de 3de trimester behandeld, leed vooral het placentagewicht er onder.
Bètablokkers die toegediend worden op het einde van de zwangerschap, kunnen aanleiding geven tot bradycardie, hypoglykemie en cardiale of pulmonale complicaties bij de foetus/pasgeborene. Daarom is het aanbevolen om de pasgeborene de 3 a 5 eerste levensdagen nauwgezet op te volgen (hartfrequentie – glykemie) in een gespecialiseerde eenheid.
Bètablokkers kunnen de placentaire doorbloeding verminderen, wat kan leiden tot intra-uterien foetaal overlijden, immature en premature bevallingen.
Met borstvoeding bestaat er een risico op bèta-blokkade met bradycardie, tachypnea en hypotensie.
is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de post-natale periode [Briggs][LAREB].
Geen specifieke informatie beschikbaar.